Er zijn veel biografieën en monografieën geschreven over de grondlegger van de antroposofie, Rudolf Steiner. Neem bijvoorbeeld die van een aantal Nederlandse auteurs: Zeylmans van Emmichhoven, Willem Frederik Veltman, Mieke Mosmuller, Ed Taylor en Hans Stolp.*1 Zelf lees ik momenteel die van Hans Stolp. Daarnaast één van de Duitser Christoph Lindenbergh*2. Ik haal nu iets uit de biografie van Lindenbergh aan om te komen tot een onderwerp dat ik de volgende keer in dit weekjournaal verder wil aansnijden.
Steiner was een leergierig kind en had op jonge leeftijd geregeld helderziende ervaringen, die hij al snel voor zich hield, omdat hij ze niet kon delen met zijn directe omgeving.
Christoph Lindenbergh, Rudolf Steiner – Eine Biographie 1861-1925, hoofdstuk Een vreemdeling, bladzijde 30 en 31:
“ […] In het laatste jaar te Pottschach vond een gebeurtenis plaats die een nieuwe levensfase opende voor de zevenjarige Rudolf Steiner. Steiner deed verslag van dit gebeuren in twee verschillende versies. Hier is het schriftelijke rapport: “De volgende ervaring maakte diepe indruk op de jongen. De zus van mijn moeder was tragisch gestorven. De plaats waar ze woonde was vrij ver van de onze verwijderd. Mijn ouders hadden geen bericht ontvangen. Ik zag de hele gebeurtenis in de wachtkamer van het treinstation. Ik heb enkele suggesties gedaan in het bijzijn van mijn vader en moeder. Ze zeiden gewoon: ‘Je bent een domme jongen.’ In een paar dagen zag ik hoe mijn vader bedachtzaam werd door een brief die hij ontving, hoe hij na een paar dagen zonder mijn aanwezigheid met mijn moeder sprak en zij daarna dagenlang huilde. Ik kwam pas na jaren achter de tragische gebeurtenis.” […] “
“ […] In het tweede relaas over deze gebeurtenis, geboden in een voordracht, meldt Steiner dat de tante, die hij zelf nooit had gezien, zelfmoord pleegde en hem met een dringend gebaar vroeg om haar in het hiernamaals te helpen. Dan zegt hij verder: ‘De jongen had niemand in het gezin aan wie hij zoiets kon vertellen, omdat hij reeds harde afkeurende woorden over zijn stomme bijgeloof had moeten aanhoren, toen hij het had willen delen. […] “
Bladzijde 31 en 32:
“ […] Beslissend voor zijn verdere levensweg is echter een ander aspect dat verbonden is met deze belevenissen. Steiner meldt dat “vanaf dat moment voor de jongen een leven in de ziel begon, dat werelden onthulde waaruit niet alleen de natuurlijke bomen en bergen tot de ziel van de mens spreken, maar ook die werelden, die daarachter zitten. En vanaf die tijd woonde de jongen bij de geesten van de natuur (natuurgeesten), die in zo’n gebied op een bijzondere wijze kunnen worden waargenomen; met de scheppende wezens achter de dingen, net zoals hij de buitenwereld op zich liet inwerken.” […] “
Bladzijde 32 t/m 37
” […] In zijn autobiografie verwijst Rudolf Steiner slechts kort naar deze innerlijke situatie: ‘Ik had twee voorstellingen, die vaag waren, maar die een grote rol speelden in mijn zieleleven voordat ik acht was. Ik maakte onderscheid tussen dingen en entiteiten die ‘je kunt zien’ en die ‘je niet kunt zien’.’ Het is aannemelijk dat deze ervaringen voor de jongen niet alleen maar prettig waren. Reeds de ontmoeting met de tante, die zelfmoord had gepleegd, was beklemmend. Maar bovenal ontbrak het Rudolf Steiner met zijn nieuwe ervaringen aan oriëntatie en hulp. Hij kende niemand in zijn omgeving met wie hij over zijn ervaringen had kunnen praten, en dus bleven deze ervaringen lange tijd een deprimerend vraagstuk, welke hij onbeantwoord met zich meedroeg. […] “
Hoe was het met het alledaagse bewustzijn van de jonge Steiner gesteld? Hoe dacht hij en wat voelde en wilde hij? Goede biografieën en autobiografieën*3 werpen mede op dat soort vragen nader licht. Steiner groeide op in een eenvoudig gezin en werd net als vrijwel alle andere mensen via menselijke interactie ondergedompeld in taalkundige uitdrukkingen en terminologieën – taal en taalgebruik moet worden onderscheiden van eigenlijke denkprocessen – die bol staan van afspraken, toespraken, tegenspraak, samenspraak, voorspraak, letterlijkheid, beeldspraak, verwijzingen enzovoort; bij hem in een Duits gewaad, ‘Oostenrijks Duits’. Volgens Lindenbergh identificeerde hij zich echter niet volledig met zijn sociale omgeving en nam die hem niet volkomen in beslag. In zekere opzichten bleef hij op jonge leeftijd voor zijn omgeving een vreemdeling die zijn eigen specifieke interesses ontwikkelde en cultiveerde. Dat is van belang om te weten, want men leert een mens extra kennen als men weet waar diens intrinsieke aandacht naar uit gaat.
Bladzijde 32 t/m 37
” […] Een eerste aanpak van deze vragen die de jongen depressief maakten, kwam pas na de verhuizing naar Neudörfl, waar Rudolf Steiner naar de basisschool ging. Het reguliere onderwijs op deze school die maar één klas telde, was niet erg productief: ‘Het was absoluut onmogelijk om iets anders te doen dan de lesstof, tobbend en afstompend, bijna mechanisch over te schrijven’. Maar in Neudörfl kreeg Rudolf Steiner “extra uren” van de assistent-leraar, waarvoor zijn ouders maandelijks een gulden moesten betalen. In de kamer van deze assistent-leraar, Heinrich Gangl, ontdekte de jongen een geometrieboek. ‘Ik stond op zo’n goede voet met deze leraar dat ik het boek gemakkelijk een tijdje in bruikleen kon nemen. Ik begon er enthousiast mee. Wekenlang was mijn ziel volledig gevuld met congruentie, de gelijkenis van driehoeken, vierhoeken, veelhoeken. Met mijn denken piekerde ik me suf met de vraag waar de parallellen elkaar kruisen; de stelling van Pythagoras betoverde me. Dat ik mentaal kon leven in de vorming van puur naar binnen gekeerde vormen zonder indrukken van de naar buiten gerichte zintuigen, volstond om mij de grootste voldoening te schenken. Daarin vond ik troost voor de stemming die het gevolg was van de onbeantwoorde vragen. Iets puur in de geest kunnen begrijpen, bracht me innerlijk geluk. Geometrie maakte me voor het eerst gelukkig.’
Met geometrie ervoer Rudolf Steiner dat de mens kennis in zichzelf kan genereren, zelfstandige kennis die onafhankelijk is van de zintuiglijke wereld: ‘Met geometrie zei ik tegen mezelf, kun je iets weten dat alleen de ziel zelf op eigen kracht kan ervaren; in dit gevoel vond ik de rechtvaardiging om zoals over als over de zintuigelijke net zo goed te spreken over de spirituele wereld (geestelijke wereld; J.W.) die ik had ervaren.’ De ervaring van de spirituele wereld en de openbaringen van de geest van de natuur riepen aanvankelijk vragen op bij Rudolf Steiner: wat ervaar ik daar? Hoe moet deze ervaring worden beoordeeld? Hoe moet ik over mezelf denken, aangezien ik duidelijk alleen ben met deze ervaringen? Deze vragen hadden zich in de loop van de maanden opeengestapeld, omdat hij er met niemand over kon praten. Ze maakten hem depressief. Met geometrie putte hij troost bij de stemming, ‘die door mijn onbeantwoorde vragen was ontstaan. Hier kwam hij tot een zelf gecreëerde innerlijke zekerheid, hier vond hij iets waarmee hij zich mentaal kon verdedigen tegen de ervaringen van de geest van de natuur, omdat het hem volkomen duidelijk was. Hij was in staat om het zelf gesneden kristal van het geometrisch denken tegenover de veelvuldige natuurgeesten te plaatsen. Hier valt één van de uitgangspunten van de latere antroposofie te vinden. Rudolf Steiner vat deze ervaring aldus samen: ‘Ik zei tegen mezelf: de objecten en processen die de zintuigen waarnemen zijn in de ruimte. Maar net zoals deze ruimte zich buiten de mens bevindt, is er een soort zieleruimte binnenin, wat het schouwtoneel is van spirituele wezens en processen. In mijn gedachten kon ik niet de beelden zien die mensen van dingen maken, maar openbaringen van een spirituele wereld op de schouwplaats van de ziel. Meetkunde leek mij een kennis die door mensen zelf lijkt te zijn gegenereerd, maar die toch een geheel onafhankelijke betekenis heeft. Als kind vertelde ik het mezelf natuurlijk niet duidelijk, maar ik vond dat je, net als geometrie, de kennis van de spirituele wereld in je moet dragen.’
Waarvan de meeste mensen op zijn best een vaag vermoeden of helemaal geen weet hebben, wordt dus voor het kind Rudolf Steiner vanaf tienjarige leeftijd een ervaringsfeit. Immanuel Kant wist dat al onze kennis weliswaar met ervaring begint, maar toch niet alleen uit ervaring stamt. Tot dat inzicht was hij gekomen door een lange beschouwing langs filosofische weg. Voor Rudolf Steiner daarentegen was het bij de aanvang van zijn overdenkingen al duidelijk, dat in de ziel, de innerlijke zieleruimte, een zelfstandige gedachtewereld oplicht, waarvan de oorsprong niet ligt in de zintuigelijk waarneembare wereld. Het was hem duidelijk dat de zintuiglijke wereld op zich een volslagen duister raadsel is dat van een andere zijde moet worden belicht om bevredigend te worden verklaard.
Deze basiservaring droeg Steiner zijn hele leven met zich mee; in zijn eerste filosofische geschriften komt dat reeds tot uitdrukking. Zo schreef hij in 1882: ‘de begrippen moet men in een oorspronkelijke, originele in zichzelf gefundeerde bestaansvorm laten en in de zintuigelijke voorwerpen als een enkel andere vorm weer herkennen. En in die zin wordt dan in daaropvolgende geschriften het zelfgefundeerde, betekenisvolle karakter van het denken en de gedachtewereld keer op keer beschreven. – Maar eerst moest de jonge Rudolf Steiner naast de denkwereld ook zijn weg vinden in zijn aardse omgeving. […] “
De volgende keer breng ik nog drie andere aandachtsvelden van de jonge Rudolf Steiner naar voren (techniek, natuurwetenschap, atomair wereldbeeld) aan de hand van de biografie van Lindenbergh en zal ik één en ander verbinden met een korte beschouwing over de notie van lichaam, ziel en geest en de verhouding tussen materie en geest.
Verwijzingen
- Rudolf Steiner en zijn levenswerk de Anthroposofie
F.W. Zeylmans van Emmichhoven
Rudolf Steiner – Een biografie
Willem Frederik Veltman
Uitgeverij Lulu.com, 2012
Rudolf Steiner – Een spirituele biografie
Mieke Mosmuller
Uitgeverij Occident, 2011
De levende Rudolf Steiner – Een apologie
Mieke Mosmuller
Uitgeverij Occident, 2019
Rudolf Steiner – Een geïllustreerde biografie
Ed Taylor
Uitgeverij Pentagon, 2010
Rudolf Steiner – Stichter van een nieuwe cultuur
Hans Stolp
Uitgeverij Ankhhermes, 2020 - Rudolf Steiner – Eine Biographie: 1861-1925
Christoph Lindenberg
Uitgeverij Freies Geistesleben, 2015 - Rudolf Steiner – Mijn levensweg
Rudolf Steiner
Uitgeverij Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, 2001
Muziek
Deze zin is erg onduidelijk voor mij: ‘In een paar dagen zag ik hoe mijn vader bedachtzaam werd door een brief die hij ontving, hoe hij na een paar dagen zonder mijn aanwezigheid met mijn moeder sprak en daarna dagenlang huilde. Ik kwam pas na jaren achter de tragische gebeurtenis.”
Het staat in een tekst die ik een tijd geleden plaatste op mijn citatensite ook heel anders. Er staat bijv. dat deze zelfmoord na enkele dagen aan het licht kwam voor Steiner en niet jaren later. Ook staat er alleen dat de vader zeer bedroefd was, niet dat hij dagenlang huilde.
https://ridzerdvandijk.wordpress.com/2011/04/21/steiner-over-zijn-helderziendheid-als-kind/
Dank je voor deze informatie en het vergelijkingsmateriaal, Ridzerd. Zal het gaan uitzoeken en kom er op terug. Moet nu een maaltijd bereiden en daarna gaan werken; drie nachten aaneen en dan het komende weekend weer twee dagen overdag (40-urige werkweek). Er gebeurt nogal wat in de reactieruimten onder jouw steinercitaten, zie ik. Over die corona kwestie zal ik je de komende week nog wel iets mailen.
Maak je vooral niet te druk, John. Het is nogal wat, zo onregelmatig dag en nacht werken. Als je niet antwoordt, geeft ook niks.
Nee, ik maak me niet druk. Maar ik doe dingen graag grondig en goed en ik ben altijd bereid om zaken bij te leren of bij te stellen. Dus ik kom er op een bepaald moment zeker op terug in deze reactieruimte.
Dag Ridzerd,
Heb verscheidene documenten bekeken en met elkaar vergeleken en op die basis is het voor mij nog altijd niet duidelijk hoe de vork precies in de steel zit. Daarom laat ik het staan als onderzoeksvraag. Zie wat dat betreft paragraaf 3 van mijn nieuwe blog Dagboek van een antroposoof (3) (Weekjournaal, 7 september 2020). Vergelijkingsmateriaal: Heft 49/50 en Heft 83/84. Zie de literatuurverwijzingen in mijn nieuwe blog.
Er sloop inderdaad een vertaalfout in de citaten. Niet de vader, maar de moeder van Steiner huilde dagenlang. Dat is inmiddels gecorrigeerd.