Voor mij is het ongebruikelijk om een blog te plaatsen welke feitelijk is opgebouwd uit enkel citaten. Het voelt niet goed aan. Is niet mijn stijl. Oorspronkelijk werd dit blog geopend met een kunstzinnig uitgebeelde persoonlijke levenservaring, gerelateerd aan het aangesneden onderwerp, maar ik besloot om het weg te laten omdat die ervaring nog te vers voor me is, waardoor ik onvoldoende kan beoordelen of het geschikt is voor publicatie. Zodra de ervaring me meer vertrouwd is en ik hem beter begrijp, kan het zijn dat ik hem op zeker moment in enigerlei vorm plaats en bespreek en van context voorzie in het weekjournaal.
§ 1 Goethes geestesoog
Zoals bekend was Johann Wolfgang von Goethe*1 een hartstochtelijke man. Op 21-jarige leeftijd stond hij in vuur en vlam voor Friederike Brion*2. Ze hadden een jaar lang (1770/71) een intense liefdesrelatie, die door Goethe werd verbroken. Met pijn in het hart nam hij begin augustus 1771 van haar afscheid en op zijn terugreis had hij een merkwaardige ervaring, die hij later op schrift stelde*3:
” […] Toen ik haar vanaf het paard mijn hand nog eenmaal reikte, stonden de tranen in haar ogen en was het mij zeer kwaad ten moede. Ik reed over het voetpad in de richting van Drusenheim, toen ik één van de wonderlijkste ervaringen uit mijn leven kreeg. Ik zag namelijk, niet met mijn lichamelijke ogen maar met mijn geestesoog, hoe ik mijzelf op dezelfde weg te paard weer tegemoetkwam en wel in een mantel die ik nog nooit had gedragen: ze was effen grijs met iets goud. Toen ik deze droom van me had afgeschud, was de gestalte geheel verdwenen. Merkwaardig is het evenwel dat ik me negen jaar later in de mantel die ik in mijn droom had gezien, en die ik niet met opzet maar toevallig aan had, op dezelfde weg bevond om Friederike nog eens op te zoeken. Hoe het met deze dingen ook gesteld mag zijn, de wonderlijke verschijning gaf mij in die ogenblikken van scheiding enige geruststelling. De pijn om het voor altijd verlaten van de heerlijke Elzas met alles wat ik daar had verworven, was verzacht en zo reisde ik vredig en weer tot mijzelf gekomen verder. […] ”
§ 2 Goethe ontmoet Goethe
Rudolf Steiner heeft het leven en werk van Goethe nauwgezet bestudeerd. Ook de bovengenoemde levensepisode van de man die hij zeer waardeerde was hem zeker niet onbekend. In een voordracht*4 zei hij daar het volgende over:
“[…] Hij komt in Straatsburg aan. Behalve de ervaringen waarover ik u gisteren verteld heb, die hem verder brachten op zijn Goethe-loopbaan, ontwikkelt zich zoals u weet in Straatsburg ook zijn hartsrelatie met de domineesdochter uit Sesenheim, Friederike Brion. Hij is werkelijk met heel zijn hart bij deze verhouding betrokken, en natuurlijk, men kan allerlei morele bezwaren tegen het verloop van deze verhouding tussen Goethe en Friederike Brion inbrengen, die misschien ook terecht zijn; maar daar gaat het nu niet om, het gaat erom hoe dit te begrijpen is. Goethe maakt waarachtig wel alles door wat bij iemand die niet Goethe was niet alleen noodzakelijkerwijs, maar ook vanzelfsprekend zou hebben geleid tot een duurzame levensgemeenschap met Friederike Brion. Maar Goethe beleeft de dingen indirect. Door alles wat ik u heb verteld, is er tussen zijn eigen binnenwereld en de buitenwereld een soort kloof ontstaan. Zoals hij het leven om hem heen niet met geweld te lijf gaat maar het alleen voorzichtig omvormt, zo brengt hij ook zijn gevoelens en ervaringen, zoals hij die in zijn etherlichaam alleen maar kan beleven, niet direct via het fysieke lichaam tot zo’n vaste verbinding met de buitenwereld, dat alles wat bij anderen tot heel bepaalde levensfeiten zou voeren, bij hem tot hetzelfde kon voeren. En zodoende trekt hij zich weer van Friederike Brion terug. Maar zoiets moeten we louter op het niveau van de ziel zien. Wanneer hij voor het laatst naar haar toe is gereden, ontmoet hij op de terugweg – u kunt dat in zijn biografie nalezen – zichzelf. Goethe komt Goethe tegen. Goethe vertelt ons dat veel, veel later, hoe hij op dat moment zichzelf ontmoet. Hij ziet zichzelf. Hij rijdt uit, en op de terugweg komt hij Goethe tegen, echter niet in dezelfde kleren die hij aanheeft, maar in andere kleren. En als hij daar later, na jaren, weer terugkomt om zijn oude bekenden op te zoeken, merkt hij dat hij werkelijk, zonder daarop bedacht te zijn geweest, het kostuum aan heeft dat hij jaren tevoren al had gezien, toen hij zichzelf tegenkwam. Dat is een gebeurtenis waarin we met evenveel kracht moeten geloven als we welk ander ding dan ook geloven dat Goethe vertelt. Eraan te twijfelen, zou ik zeggen, past niet tegenover de waarheidsliefde waarmee Goethe zijn leven heeft beschreven.
Hoe komt het dan dat Goethe – deze man die zo nauw-afstandelijk bij zijn omgeving betrokken was, zo nauw dat deze betrokkenheid bij ieder ander op heel andere dingen was uitgelopen, en zo afstandelijk dat hij zich inderdaad kon terugtrekken -, hoe komt het dat Goethe daar zichzelf ontmoette? Nu, wanneer een mens bij wie het etherlichaam meer is losgeraakt iets in zijn etherlichaam beleeft, wordt deze ervaring heel gemakkelijk geobjectiveerd. Hij ziet het als iets wat zich buiten hem afspeelt, het wordt naar buiten geprojecteerd. Dat heeft zich bij Goethe werkelijk voorgedaan. Hij zag op een moment dat daarvoor bijzonder gunstig was de andere Goethe, de etherische Goethe die in hem leefde, en die door zijn karma met deze Friederike uit Sesenheim verbonden bleef. Daardoor kwam hij zichzelf als spookverschijning tegen. Tegelijk is dit een gebeurtenis die in de diepste zin bevestigt wat over zijn eigen natuur uit de feiten is op te maken. […] “
§ 3 Een muzikaal vertolkt gedicht van Goethe
Noten en verwijzingen
- Johann Wolfgang von Goethe
Wikipedia - Friederike Brion
Wikipedia - Verdichting en waarheid
Autobiografie van Johann Wolfgang von Goethe
Elfde boek
Uitgeverij Ambo, 1995 - Karma van het beroepsleven
Rudolf Steiner
Tweede voordracht; Dornach, 5 november 1916
Uitgeverij Sichting Rudolf Steiner Vertalingen, 2015 - Heidenröslein
Wikipedia
Hoe waardeert u dit blogartikel?
Dat kunt u aangeven door commentaar te leveren in de onderstaande reactieruimte en/of door te klikken op één van de de iconen hieronder. Zie de kwalificatie die tevoorschijn komt zodra u de muisaanwijzer of uw vingertop op een icoon laat rusten.
Interessant, John. Vraag me overigens wel af wat Steiner bedoelt met: ‘men kan allerlei morele bezwaren tegen het verloop van deze verhouding tussen Goethe en Friederike Brion inbrengen, die misschien ook terecht zijn; maar daar gaat het nu niet om’.
Wie heeft geen liefdesverdriet gekend? Dat zijn er maar weinigen. Bekend is de uitdrukking: scheiden doet lijden. Bij elkaar blijven ‘soms’ ook. Schuldvragen zijn daarbij nogal eens precair. Zeker als je dat bekijkt vanuit een groter geheel. Het is maar vanuit welk perspectief je het beziet. Het hart van Friederike Brion werd gebroken, ze leefde moedig door en maakte er het beste van, maar na Goethe verbond ze zich niet meer met een andere man, terwijl Goethe daarna nog vele andere affaires had. Hier een klein en, denk ik, onvolledig overzicht: J.W. Goethe en de liefde. Zelf ervoer hij eveneens het fenomeen van ‘onmogelijke liefdes’. Die naar het Nederlands vertaalde 2e voordracht uit GA 172, waaruit het steinercitaat is gelicht, zal ik je in de loop van deze week toezenden, Ridzerd. En nu naar Leiden, een AViN ledenavond, studieboek: Apokalyps – De openbaring van Johannes – Beeld van de toekomst (GA 104; 1908). Het corona perikel zal in de kring ook wel weer voorbij komen… Zucht.
Die Goethe…je vraagt je af hoe hij met zoveel liefdesaffaire nog toe kwam aan zijn veelzijdige activiteiten. Opmerkelijk is dat hij met Christiane Vulpius 5 kinderen kreeg van wie er maar één in leven bleef. Dat moet een zeer zwaar lijden geweest zijn. Zoiets zou menigeen totaal lam slaan.
Ja veerkrachtig was hij zeker. En hij ging een weg van zinnelijkheid naar vergeestelijking; vergeestelijking van het zinnelijke, het zinnelijke sloeg hij niet over, ging hij niet uit de weg. De website J.W. Goethe en de liefde is naar mijn idee bij nader inzien niet aanbevelenswaardig. Goethe wordt daar een jaloerse natuur toegekend, maar ik denk niet dat dat klopt. Ongetwijfeld was hij vrijzinnig, of je hem ook losbandig en losgeslagen zou kunnen noemen, weet ik niet. In ieder geval niet in een gewone en alledaagse zin van het woord. Geesteswetenschappelijk onderzoek bracht voor Rudolf Steiner aan het licht dat Goethe Amfortas problematiek met zich meedroeg. (Illustratie: Youtube, scene uit Wagners opera Parsifal: Parsifal onderkent de aard van Amfortas’ lijden tijdens de verleidingskunsten van Kundry en legt vrome kuisheid aan de dag.) Dat wordt fijnzinnig behandeld in de vierde voordracht van de voordrachtenreeks Die Mysterien des Morgenlandes und des Christentums: Rudolf Steiner; Berlijn, 7 februari 1913 (GA 144, bladzijde 61 t/m 81).
Dank voor de link uit GA 144. Ik noteer altijd welke van de Duitstalige GA nummers ik heb gelezen; van GA 144 heb ik nog nooit wat gelezen. Dus deze ben ik van plan te gaan lezen, ben nu echter bezig in GA 166, maar daar kan ik moelijk doorheen komen. ik sla veel stukken over.
GA 166 is buitengewoon interessant. Niet in de laatste plaats omdat Steiner daarin Goethes Faust aan de orde stelt.
Was eeen foutje van mij, ik ben niet GA 166 bezig maar GA 66.
Ja dat is een hele pittige voordrachtenreeks, Ridzerd. Wel zeer belangrijk. Onlangs wees je me met een steinercitaat nog op het belang van de vierde voordracht daaruit. Goed dat je dit oppakt en natuurlijk kun je dit niet in één keer helemaal goed verwerken. Wie wel? Dat is zeer begrijpelijk.