§1 Friedrich Nietzsche en Rudolf Steiner
De Duitse term Übermensch valt moeilijk te vertalen naar het Nederlands. Bovendien is het om begrijpelijke redenen een beladen term. Met genoegen werk ik gestaag verder aan een vertaling van Rudolf Steiners vroege werk Friedrich Nietzsche, een strijder tegen zijn tijd (1895). In zijn voorwoord stelt hij ‘een hoger mens’ als heet hangijzer en actueel levensthema direct al aan de orde. Zie de bovenstaande tekstafbeelding. Hieronder volgt het volledig vertaalde voorwoord.
§2 Voorwoord bij de eerste editie
Toen ik zes jaar geleden het werk van Friedrich Nietzsche leerde kennen, had ik al ideeën ontwikkeld zoals hij die had. Langs andere wegen en onafhankelijk van hem kwam ik tot opvattingen die overeenstemmen met wat hij uitsprak in zijn geschriften: Aldus sprak Zarathoestra, Voorbij goed en kwaad, De genealogie van de moraal en Afgodenschemering. Dezelfde gezindheid die in de genoemde geschriften van Nietzsche tot uitdrukking komt, spreekt al uit mijn korte geschrift Waarnemen en denken – Schets van een kennistheorie naar aanleiding van Goethes wereldbeschouwing met bijzondere aandacht voor Schiller. (Duitse titel: Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung, mit besonderer Rücksicht auf Schiller.)
Dat spoorde me aan een beeld te schetsen van het voorstellings- en gewaarwordingsleven van Nietzsche. Zo ging ik te werk. Aan de hand van de genoemde geschriften geloof ik dat Nietzsche met een dergelijk beeld het best tot zijn recht komt. De vroegere geschriften van Nietzsche laten een zoeker zien. Hij was vooruitstrevend, onophoudelijk streefde hij naar vernieuwing. Zijn laatste geschriften waren uitmuntend, getuigen van zijn voortreffelijke denkniveau en hoogsteigen gevoelsleven en levenshouding. In de meeste van de nu toe over hem verschenen geschriften wordt ervan uitgegaan dat hij meningen had die op verschillende momenten van zijn schrijversloopbaan veranderden. Ik heb geprobeerd aan te tonen dat bij Nietzsche geen sprake kan zijn van wisseling van opvattingen, maar integendeel van een recht opgaande lijn, een natuurlijke ontwikkeling van een persoonlijkheid die voor zijn visies nog geen passende uitdrukkingsvorm had gevonden toen hij zijn eerste geschriften schreef.
Het einddoel van Nietzsches werk is het beschrijven van wezenlijke kenmerken en eigenschappen van de Übermensch. Het karakteriseren van deze ontwikkelingsvorm – en dat ontwikkelingsstadium – beschouwde ik als één van de belangrijkste opgaven bij het schrijven van mijn boek over Nietzsche. Mijn voorstelling van de Übermensch is precies het tegenovergestelde van het karikaturale beeld dat ervan wordt geschetst in het momenteel populairste boek over Nietzsche van mevrouw Lou Andreas Salomé. Niets meer in strijd met de geest van Nietzsche kan men in de wereld plaatsen dan het mystieke gedrocht dat mevrouw Salomé ervan maakt. Uit mijn boek blijkt dat er nergens ook maar het geringste spoor van mystiek in de ideeën van Nietzsche te vinden valt. De opvatting van mevrouw Salomé dat Nietzsches gedachten in zijn geschrift “Menschliches, Allzumenschliches” zouden zijn beïnvloed door opmerkingen van Paul Rée, de auteur van “Psychologische Beobachtungen” en “Ursprung der moralischen Empfindungen” enzovoort liet ik onbesproken, weerlegde ik aldus in mijn boek niet expliciet. Een middelmatige geest als Paul Rée kon geen betekenisvolle indruk op Nietzsche maken. Ook in dit voorwoord zou ik op zulke zaken niet zijn ingegaan als het boek van mevrouw Salomé niet zoveel had bijgedragen aan het verspreiden van ronduit weerzinwekkende opvattingen over Nietzsche. Fritz Koegel, de uitstekende redacteur van Nietzsches werken, heeft Nietzsches literaire oeuvre de waardering geschonken die het verdient in het tijdschrift “Magazin für Literatur”.
Dit korte voorwoord kan ik niet afsluiten zonder mevrouw Förster-Nietzsche, zus van Nietzsche, hartelijk te danken voor de vele vriendelijkheid die ik van haar heb ontvangen in de tijd waarin mijn werk werd geschreven. Aan de uren die ik in het Nietzsche-archief in Naumburg heb doorgebracht, dank ik de stemming van waaruit de volgende gedachten zijn geschreven.
Weimar, april 1895
Rudolf Steiner
§3 Kort commentaar
Als antroposoof ging Rudolf Steiner vijftien jaar later wel inhoudelijk in op de denkbeelden die Paul Rée had ontwikkeld over het menselijk geweten. Dat deed hij met een bijzondere voordracht die is opgenomen in de voordrachtenreeks Metamorfosen van de ziel. De titel van die voordracht luidt: Het geweten van de mens (Berlijn, 5 mei 1910). Het door Steiner misprezen en verfoeide boek van Lou Andreas Salomé over Nietzsche: Friedrich Nietzsche in seinen Werken, werd in 2020 als e-boek uitgebracht.
Muziek
Hoe waardeert u dit blogartikel?
Dat kunt u aangeven door commentaar te leveren in de onderstaande reactieruimte en/of door te klikken op één van de de iconen hieronder. Zie de kwalificatie die tevoorschijn komt zodra u de muisaanwijzer of uw vingertop op een icoon laat rusten.
Wel treffend hoe de anders zo milde Steiner dat boek van Lou Salome de grond in boort.
Ja dat is inderdaad opmerkelijk, Ridzerd. Maar hij drukte zich wel vaker kras uit als hij dat nodig achtte. Dit is de kernzin uit het voorwoord waarmee Steiner zijn krachtige afkeur rechtvaardigde:
” Ook in dit voorwoord zou ik op zulke zaken niet zijn ingegaan als het boek van mevrouw Salomé niet zoveel had bijgedragen aan het verspreiden van ronduit weerzinwekkende opvattingen over Nietzsche. ”
Let daarbij op de ondertitel van het boek van Andreas-Salomé dat in 1894 uitkwam:
Friedrich Nietzsche in seinen Werken
Eine psychoanalytische Reise durch Nietzsches Denken
De psychoanalyse ontstond aan het einde van de 19e eeuw. Het kan zijn dat bij Andreas-Salomé (12-02-1861 – 05-02-1937) al als jonge vrouw dergelijke ideeën en opvattingen leefde. In 1882 ontmoette ze Nietzsche via een gemeenschappelijke vriend. Drie jaar later (1885) voltooide ze onder het synoniem Henri Lou de roman Im Kampf um Gott, waarin zij naar zeggen de gesprekken heeft verwerkt die ze met Nietzsche over religie had gevoerd.
‘ Op haar vijftigste werd ze de eerste vrouwelijke psychoanalyticus. Ze raakte bevriend met Freud en ging bij hem in de leer. Twintig jaar later behandelde ze nog steeds patiënten in haar praktijk in Göttingen. Ze publiceerde meerdere artikelen over psychoanalytische onderwerpen, waaronder een theorie van het narcisme. ‘
Bron: Lou Andreas-Salomé – Filosofie Magazine